Terug naar de lijst

Correctiemiddelen en -hulpmiddelen voor de bestuurder

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Correctiemiddelen en -hulpmiddelen voor de bestuurder

  • ABS(antiblokkeersysteem);
  • ESC(elektronisch stabiliteitsprogramma) met onderstuurcontrole en tractiecontrole;
  • de noodstopbekrachtiging;
  • hulp bij het wegrijden op een helling.
Op de volgende bladzijden zijn andere rijhulpsystemen beschreven.
WAARSCHUWING
Deze functies zijn extra hulpmiddelen in kritieke situaties waarbij het rijgedrag van de auto aangepast wordt.
Maar deze functies kunnen de taak van de bestuurder niet overnemen. De limieten van de auto blijven onveranderd; ga daarom dus niet harder rijden. Deze functies kunnen dus in geen geval de oplettendheid of de verantwoordelijkheid van de bestuurder overnemen - de bestuurder moet altijd alert zijn op plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen.

ABS (antiblokkeersysteem)

Bij krachtig remmen voorkomt ABS het blokkeren van de wielen, zodat de remweg beheersbaar en de auto bestuurbaar blijft.
In deze situatie zijn uitwijkmanoeuvres tijdens het remmen mogelijk. Bovendien verbetert dit systeem de remweg, met name op een weg met weinig grip (natte weg, enz.).
Als het systeem de remdruk voor u regelt, voelt u een lichte trilling in het rempedaal. Het ABS kan echter nooit de "fysieke" prestaties van de grip tussen de banden en het wegdek verbeteren. Blijf altijd de gebruikelijke voorzichtigheid in acht houden (afstand bewaren enz.).
Raad
Bij krachtig remmen kunt u het rempedaal diep ingedrukt houden. Het is niet nodig "pompend" te remmen. Het ABS regelt de kracht in het remsysteem.
Storingen:
  • en verschijnen op het instrumentenpaneel, samen met de berichten"Controleer ABS", "Controleer remsysteem" en "Controleer ESC": deze geven aan dat ABS, ESC en de noodstopbekrachtiging zijn uitgeschakeld. Remmen is nog steeds mogelijk;
  • , , en verschijnen op het instrumentenpaneel, samen met het bericht "Storing remsysteem": dit wijst op een storing in het remsysteem.
Raadpleeg in beide gevallen een erkende dealer.
WAARSCHUWING
Het remsysteem werkt nog gedeeltelijk. Maar het is gevaarlijk om krachtig te remmen. U moet direct stoppen zonder het overige verkeer in gevaar te brengen. Roep de hulp in van een merkdealer.

Elektronisch stabiliteitsprogramma ESC met onderstuurcontrole en tractiecontrole

Elektronische stabiliteitscontrole ESC
Dit systeem helpt u de controle over de auto te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken voor een obstakel, verlies van grip op de weg in een bocht, enz.).
De werking van de startvergrendeling
Een opname-element in het stuurwiel registreert de richting waarin de bestuurder de auto wil laten rijden.
Andere opname-elementen in de auto registreren de werkelijke verplaatsingsrichting.
Het systeem vergelijkt de door de bestuurder gegeven bevelen en gekozen richting met de werkelijke verplaatsingsrichting van de auto en corrigeert deze laatste door, indien nodig, op bepaalde wielen te remmen en/of het motorvermogen aan te passen. Als het systeem in werking is, knippert het controlelampje op het instrumentenpaneel.
Onderstuurregeling
Dit verbetert de werking van het ESC bij sterk onderstuur van de auto (als de voorwielen hun grip verliezen).
Tractiecontrole
Dit systeem helpt het slippen van de aangedreven wielen te beperken en de auto bij het wegrijden, accelereren of decelereren te controleren.
De werking van de startvergrendeling
Met behulp van opname-elementen bij de wielen, meet en vergelijkt het systeem constant de snelheid van de aangedreven wielen en remt het deze af als ze doorslippen. Als een wiel neigt naar doorslippen, zorgt het systeem voor het afremmen van het betreffende wiel, totdat de snelheid van het wiel overeenkomt met de grip op de weg.
Het systeem reageert ook door het toerental van de motor aan te passen aan de hoeveelheid grip onder de wielen, onafhankelijk van de mate waarin het gaspedaal wordt ingedrukt.
Storingen
Wanneer het systeem een storing detecteert, verschijnt het bericht "Controleer ESC" op het instrumentenpaneel, evenals de waarschuwingslampjes en . In dit geval zijn het ESC en de tractiecontrole uitgeschakeld.
Ga naar een merkdealer.
ESC en de werking van de tractiecontrole in de Track-modus
Als u schakelaar 1 ingedrukt houdt om de modus Track te selecteren, kunt u daarna de functies ESC wijzigen om de rijhulpsystemen te vertragen (zie "Keuze van de rijmodus" in hoofdstuk 2).
De functies ESC en tractiecontrole uitschakelen
In sommige situaties (bij rijden op zeer natte ondergrond zoals sneeuw of modder of in de modus Sport, Track enz.), kunt u deze functies uitschakelen door de schakelaar 2 ingedrukt te houden.
Het waarschuwingslampje verdwijnt en het bericht "ESC uitgeschakeld" verschijnt op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
U kunt deze functies op elk moment opnieuw inschakelen door kort te drukken op de schakelaar 2.
Raad
Elke keer als de rijmodus wordt gewijzigd door te drukken op de schakelaar 1, worden de functies ESC en de tractiecontrole opnieuw ingeschakeld (zie "Keuze van de rijmodus" in hoofdstuk 2).

Noodstopbekrachtiging

Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto.
De werking van de startvergrendeling
Het systeem herkent wanneer een noodstop wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ontwikkelt de rembekrachtiging zijn maximale kracht en kan de regeling door het ABS in werking komen
Het ABS-remsysteem blijft werken zolang het rempedaal ingedrukt is.
Oplichten van de alarmknipperlichten
Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij krachtig afremmen gaan branden.
Remanticipatie
Afhankelijk van de auto anticipeert het systeem, als u snel het gaspedaal loslaat, op het remmen om de remweg te verminderen.
Bijzondere gevallen
Tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar:
  • als u het gaspedaal gebruikt, kan het systeem in werking komen als u het pedaal loslaat;
  • als u het gaspedaal niet gebruikt, wordt het systeem niet geactiveerd.
Storingen
Als het systeem een storing signaleert, verschijnt de boodschap "Controleer remsysteem" op het instrumentenpaneel, in combinatie met het oplichten van het waarschuwingslampje .
Ga naar een merkdealer.
WAARSCHUWING
Deze functies zijn extra hulpmiddelen in kritieke situaties waarbij het rijgedrag van de auto aangepast wordt.
Deze functies kunnen de taak van de bestuurder niet overnemen. De limieten van de auto blijven onveranderd; ga daarom dus niet harder rijden. Deze functies kunnen dus in geen geval de oplettendheid of de verantwoordelijkheid van de bestuurder overnemen - de bestuurder moet altijd alert zijn op plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen.

Hulp bij wegrijden op een helling

Afhankelijk van de helling van de weg helpt dit systeem de bestuurder bij het wegrijden op een helling. Het voorkomt dat de auto achteruit rolt, door automatisch de remmen vast te zetten als de bestuurder het rempedaal loslaat om het gaspedaal te bedienen.
Werking van het systeem
Dit werkt alleen met de versnellingsbak in stand D en de auto in volledige stilstand (rempedaal ingetrapt).
Het systeem houdt de auto ongeveer 2 seconden stil. Daarna komen de remmen geleidelijk vrij (de auto rolt naargelang de helling).
WAARSCHUWING
Het systeem van de hulp bij het wegrijden op een helling kan niet in alle gevallen totaal verhinderen dat de achteruit rijdt (zeer steile helling, enz.).
De bestuurder kan altijd het rempedaal bedienen om het achteruitrijden van de auto te verhinderen.
De Hulp Bij Het Wegrijden Op Een Helling mag niet gebruikt worden om de auto langdurig stil te houden: gebruik het rempedaal.
Deze functie is niet bedoeld om de auto permanent te laten stilstaan.
Gebruik indien nodig het rempedaal om de auto te stoppen.
De bestuurder moet bijzonder voorzichtig rijden op een glad oppervlak of bij weinig grip.
Gevaar van ernstige verwondingen.