Displays en meters

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Displays en meters

Instrumentenpaneel
Dit licht op als de auto wordt ontgrendeld.

Toerenteller 1

(schaal x 1000)

Waarschuwing minimumpeil motorolie

Bij het starten van de motor, waarschuwt de display 2 als het oliepeil minimaal is. Raadpleeg de paragraaf "Oliepeil van de motor" in hoofdstuk 4.

Boordcomputer 2

Raadpleeg de paragraaf "Boordcomputer" in hoofdstuk 1.

Koelvloeistof temperatuurmeter

Waarschuwingslampje 5 ("Normal "-modus) of waarschuwingslampje 6 ("Sport" of "Track "-modus) licht rood op als het contact wordt aangezet of bij het starten en dooft na enkele seconden.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus licht het waarschuwingslampje 3 ("Normal "-modus) of het waarschuwingslampje 6 ("Sport" of "Track"-modus) blauw op als de koelvloeistoftemperatuur laag is. De motorprestaties zijn dan beperkt (vermogen, koppel en toerental).
Als het waarschuwingslampje 3 dooft of het waarschuwingslampje 6 wit oplicht, zijn de motorprestaties optimaal.
Wanneer waarschuwingslampje 5 of 6 rood wordt weergegeven, duidt dit op oververhitting. Stop de auto. Laat de motor afkoelen voordat u het koelvloeistofpeil controleert (zie "Koelvloeistofpeil" in hoofdstuk 4). Als het peil normaal is, betreft het waarschuwingslampje iets anders. Roep de hulp in van een merkdealer.
Opmerking: de rode zone 4 geeft het maximale toerental aan (in tr/min). Deze verandert naargelang van de koelvloeistoftemperatuur.

Buitentemperatuurmeter 7

Tijd 8

Brandstofpeilmeter 9

Snelheidsmeters 10 en 11

(km of mijl per uur)
De indicator 10 is bedoeld ter informatie.
Bepaal uw snelheid alleen volgens de goedgekeurde snelheidsmeter 11.

Geluidssignaal te hoge snelheid

Afhankelijk van de auto klinkt een geluidssignaal als de auto sneller rijdt dan 120 km/u.

Aanwijzers in modus "Sport" of "Track"

Afhankelijk van de gekozen rijwerking (zie "Keuze van de rijwerking" in hoofdstuk 2), kan de volgende informatie verschijnen:
  • de motorkoelvloeistoftemperatuur 12. Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan (in graden Celsius of Fahrenheit).
Opmerking: de operationele temperatuur van de koppeling moet minder dan ongeveer 115 °C zijn. Als de temperatuur hoger is, verschijnt een bericht op het instrumentenpaneel:
  • het motortoerental 13. Geeft het toerental van de motor aan (in toeren/minuut).
  • het motorkoppel 14. Toont het beschikbare koppel (in Newtonmeters);
  • de stuurwielhoek 15 (in graden):
  • het motorvermogen 16. Toont het actuele vermogen van de motor (in DIN-paardenkrachten).
  • geschat bereik met de overgebleven brandstof 17.
Instrumentenpaneel in mijlen
(afhankelijk van de auto kunt u kiezen voor km/u)
  • Druk bij stilstaande auto enkele keren op knop 19 of 20 tot het menu Instellingen wordt weergegeven. Houd de toets 18, 19 of 20 ingedrukt om het menu te openen.
  • selecteer "eenheid" met behulp van knop 19 of 20;
  • druk kort op knop 18 om de eenheid te wijzigen. De nieuwe eenheid wordt meteen toegepast.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk.
Opmerking: in beide gevallen gaat de boordcomputer, als de accu is uitgeschakeld, automatisch terug naar de oorspronkelijke eenheid.
Raad
Er mogen geen voorwerpen op de steun van het instrumentenpaneel 21 worden geplaatst.
Risico op beschadiging van het display op het instrumentenpaneel.