BINNENVERLICHTING
Binnenlicht
De lichten 1 of 2 gaan branden als één van de portieren wordt geopend. De lichten doven pas na enige tijd nadat de betreffende portieren goed gesloten zijn.
Als u met vergrendelde portieren drukt op de schakelaar voor het 1-licht voor de bestuurder, kunt u met het 2-licht voor de passagier de verlichting permanent inschakelen of meteen uitschakelen.
Verlichting van de opbergruimte onder de motorkap 3
Het lampje 3 gaat branden bij het openen van de motorkap.
Verlichting bagageruimte 4
Het lampje 4 gaat branden bij het openen van de bagageruimte.
Als de portieren, de achterklep of de motorkap worden ontgrendeld en geopend, gaan de binnenlichten en portierlichten tijdelijk branden.