Terug naar de lijst
Automatische transmissie
Automatische transmissie
Keuzeschakelaars
Met de schakelaars R, N en D kunt u de verschillende standen van de versnellingsbak kiezen:
- stand (R) : achteruitrijden:
- Stand (N): neutraal;
- Stand (P): parkeren;
- Stand (D); rijden in automatische modus;
- Stand (M); rijden in handgeschakelde modus.
Symbool 5 wordt weergegeven op het instrumentenpaneel om aan te geven welke stand is ingeschakeld en de indicator 4 geeft aan welke versnelling is ingeschakeld.
Hendels 1 en 2 voor overschakelen naar een andere versnelling
Met de hendels 1 en 2 kunt u naar een andere versnelling schakelen met de versnellingsbak in de modus "handbediening"
(M) of in de "automatische modus" (D).
- 1.
- Schakelaar voor lagere versnelling (˗).
- 2.
- Schakelaar voor hogere versnelling (+).
De standen (P), (N) en (R) kunnen niet via de hendels worden gekozen.
Werkzaamheden
Als de auto stilstaat, gaan bij het aanzetten van het contact en het aantrekken van
de elektronische parkeerrem de ingebouwde controlelampjes in de R, N en D schakelaars uit.
Zet de versnellingsbak in stand (P) of (N), zet uw voet op het rempedaal (waarschuwingslampje 3 verdwijnt van het instrumentenpaneel) en start de motor.
De stand "Parkeren" (P) uitschakelen
Trap met stilstaand voertuig en draaiende motor het rempedaal in en schakel de hendel
in de gewenste stand (R), (N), (M) of (D).
Stand (R), (N), (D) of (M) mag alleen worden gekozen als de auto stilstaat en de motor draait, met het rempedaal
ingedrukt en het gaspedaal niet.
Als het rempedaal niet volledig wordt intrapt, verschijnt het waarschuwingslampje
3 op het instrumentenpaneel.
Opmerking:
- Als de bestuurder zijn portier opent om uit te stappen terwijl stand (P) niet is ingeschakeld, klinkt een geluidssignaal en verschijnt het bericht "P niet ingeschakeld" op het instrumentenpaneel.
- Het waarschuwingslampje 3 licht op iedere keer als u het rempedaal moet intrappen om de stand van de automatische versnellingsbak te veranderen.
De stand "Parkeren" (P) inschakelen
Houd, met stilstaande auto, draaiende motor of contact aan, schakelaarN ingedrukt totdat het ingebouwde controlelampje van de N schakelaar rood oplicht. P wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. De versnellingsbak schakelt over naar
de Parkeerstand (P).
Opmerking: als de motor wordt uitgeschakeld door op de Stopknop te drukken, wordt stand (P) automatisch ingeschakeld, samen met de automatische parkeerrem bij auto's die hiermee
zijn uitgerust. Het indicatielampje op de schakelaar N wordt rood en P verschijnt op het instrumentenpaneel.
Raad
Als u stand n (D), (M) of (R) kiest, gaat de auto rijden zodra u het rempedaal loslaat (zonder op het gaspedaal
te drukken).
WAARSCHUWING
Controleer of het controlelampje P op het instrumentenpaneel en het rode controlelampje dat in de schakelaar N is ingebouwd, worden weergegeven voordat u de auto verlaat.
Risico dat de auto wegrolt.
WAARSCHUWING
Als het bericht "Controleer auto.transmissie" of "Elektr. storing GEVAAR" verschijnt of bij een accuprobleem, zet u de auto stil met behulp van de automatische
parkeerrem.
Raadpleeg zo snel mogelijk een merkdealer.
De auto in neutraal (N) zetten
Druk met stilstaande auto en draaiende motor het rempedaal in en druk kort op de schakelaar
N (het ingebouwde controlelampje op de schakelaar N licht wit op en N verschijnt op het instrumentenpaneel).
Opmerking: in stand (R), (M) or (D) is het niet nodig om het rempedaal in te trappen om stand (N) in te schakelen.
WAARSCHUWING
Bij het manoeuvreren kan de auto aan de onderkant ergens tegenaan rijden (bijvoorbeeld
contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) en daardoor beschadigd
raken (bijvoorbeeld vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voorkomen, moet u uw auto door een merkdealer laten
controleren.
Rijden in automatische modus; stand (D)
Trap met stilstaande auto, draaiende motor en stand (P), (N) of (R) ingeschakeld het rempedaal in en druk kort op de schakelaar D (het ingebouwde controlelampje in de schakelaar D licht wit op en D verschijnt op het instrumentenpaneel).
Als niet aan een van deze voorwaarden is voldaan, knippert het controlelampje D ongeveer vijf seconden en blijft het controlelampje 3 branden op het instrumentenpaneel.
Opmerking: met de motor draaiend en de auto rijdend en in stand (D), kunt u de handgeschakelde modus (M) inschakelen gewoon door te drukken op schakelaar D (het ingebouwde controlelampje van schakelaar D licht blauw op en M wordt weergegeven op het instrumentenpaneel).
In de meeste rijsituaties hoeft u de schakelaars niet te gebruiken: de versnellingen
worden automatisch en optimaal ingeschakeld naargelang de mate waarin het gaspedaal
wordt ingetrapt, de gekozen Rijmodusmodus en het wegtype.
Opmerking: als de motor draait, de auto ongeveer 0 tot 10 km/u rijdt en in stand (N) of (R) staat, hoeft het rempedaal niet te worden ingetrapt om de auto in stand (D) te zetten. Dit is nuttig bij parkeermanoeuvres waarbij meermaals moet worden geschakeld
tussen vooruit- en achteruitversnelling.
Raad
Als u stand n (D), (M) of (R) kiest, gaat de auto rijden zodra u het rempedaal loslaat (zonder op het gaspedaal
te drukken).
Zuinig rijden
Laat de versnellingsbak tijdens het rijden altijd in stand (D) staan. Als het gaspedaal slechts licht wordt ingetrapt, schakelt de transmissie
bij een laag toerental automatisch naar de volgende versnelling.
Accelereren en inhalen
Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij het zware punt van het pedaal).
Hierdoor wordt, binnen de mogelijkheden van de motor, teruggeschakeld naar de optimale
versnelling.
Tijdelijke handgeschakelde stand
U kunt de tijdelijke handbediening gebruiken nadat u eerst in de automatische modus
(D) hebt gereden.
Het is mogelijk om zelf een andere versnelling te kiezen (tijdelijke handbediening)
met behulp van de hendels:
- om terug te schakelen drukt u op de linkerhendel;
- Voor een hogere versnelling drukt u op de rechterhendel.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op het display op het instrumentenpaneel.
Opmerking: de versnellingsbak keert terug naar de automatische rijmodus
- als er langer dan vijf seconden geen actie is geweest op een van de hendels;
- als u nogmaals drukt op de schakelaar D;
- als u de rechterhendel ingedrukt houdt.
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (bijv. in de modus voor motorbescherming of bij werking van het
elektronisch stabiliteitsprogramma: ESC enz.) kiest het automatische systeem zelf de juiste versnelling.
De transmissie houdt de gevraagde versnelling gedurende een bepaalde tijd aan, naargelang
van de helling en de rijstijl van de bestuurder.
Het automatische systeem neemt de controle opnieuw over zodra deze tijd verstreken is en kan dan automatisch
naar een andere versnelling schakelen.
Ook kan het automatisch systeem, om verkeerde manoeuvres te voorkomen, weigeren om naar de gevraagde versnelling te schakelen. In dit geval knippert de actieve versnelling enkele seconden op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Raad
Laat om op een helling stil te blijven staan uw voet niet op het gaspedaal rusten.
Risico van oververhitting van de automatische versnellingsbak.
Rijden in handgeschakelde modus: stand (M)
Trap met stilstaande auto, draaiende motor en stand (P), (N) of (R) ingeschakeld het rempedaal in en druk kort op de schakelaar D (het ingebouwde controlelampje in de schakelaar D licht wit op en D verschijnt op het instrumentenpaneel). Om naar de stand (M) te schakelen, drukt u nogmaals kort op de schakelaar D (het controlelampje dat in de schakelaar D is ingebouwd, licht blauw op en brandt blauw en M wordt weergegeven op het instrumentenpaneel).
Door steeds de hendels te gebruiken, kunt u de versnellingen handmatig bedienen:
- om terug te schakelen drukt u op de linkerhendel;
- Voor een hogere versnelling drukt u op de rechterhendel.
De ingeschakelde versnelling verschijnt op het display op het instrumentenpaneel.
Opmerking: met de motor draaiend en de auto rijdend en in stand (M), kunt u de automatische modus (D) inschakelen gewoon door te drukken op schakelaar D (het ingebouwde controlelampje van schakelaar D licht wit op en D wordt weergegeven op het instrumentenpaneel).
Indicatielampje schakelmoment
Wanneer het controlelampje 6 op het instrumentenpaneel wordt weergegeven:
- wit met streepjes: dit geeft aan dat de ingeschakelde versnelling overeenkomt met het toerental;
- rood met en een geluidssignaal: geeft aan dat u moet schakelen neer een hogere versnelling.
- met : geeft aan dat u omlaag moet schakelen.
Raad
In de modus "Track" schakelt de versnellingsbak permanent over op handbediening (M).
Om naar de automatische modus (D) te gaan, kiest u modus "Normal " of "Sport" (zie "Soorten rijwerking" in hoofdstuk 2).
Bijzondere gevallen
Onder bepaalde rijomstandigheden (bijv. bescherming van de motor enz.) kan automatisch
worden geschakeld bij risico van een te hoog of te laag toerental. De handbediening
blijft echter actief.
Om een incorrecte actie te voorkomen, kan de versnellingsbak weigeren om naar de gevraagde
versnelling te schakelen. In dit geval knippert de weergave van de actieve versnelling
enkele seconden om u te waarschuwen.
Meerdere versnellingen terugschakelen
Afhankelijk van de auto en de inschakeling van rijstijlmodus "Sport" of "Track" (zie "Keuze van de rijwerking" in hoofdstuk 2), kan de bestuurder snel meerdere
versnellingen terugschakelen.
Met de versnellingsbak in stand (M) en de remmen geactiveerd, houdt u de linkerhendel zo lang als nodig ingedrukt tot
u de meest geschikte lagere versnelling bereikt.
Parkeren van de auto
Als de motor wordt uitgeschakeld door op de knop te drukken, wordt stand (P) automatisch ingeschakeld, evenals de automatische parkeerrem bij auto's die hiermee
zijn uitgerust. Het indicatielampje op de schakelaar N wordt rood en P verschijnt op het instrumentenpaneel.
Terwijl de auto stilstaat en de motor draait, houdt u de schakelaarN ingedrukt totdat het indicatielampje dat in de schakelaar N is ingebouwd rood gaat branden. De versnellingsbak schakelt over naar de Parkeerstand
(P).
bijzonderheid
Omdat de stand (P) automatisch wordt ingeschakeld wanneer de motor wordt uitgezet, kan het nodig zijn
om de auto in stand (N) te zetten, bijvoorbeeld in sommige wasstraten of voor het transport van de auto.
WAARSCHUWING
Verlaat nooit uw auto voordat u de versnellingsbak in stand P hebt gezet en de motor hebt afgezet.
Als u namelijk gas geeft terwijl er een versnelling is ingeschakeld, kan de stilstaande
auto gaan rijden.
Kans op ongevallen.
Met stilstaande motor, contact aan, portieren gesloten zijn en versnellingsbak in
stand (P), kunt u schakelen naar stand (N) door kort te drukken op schakelaar N en tegelijk het rempedaal in te trappen (het ingebouwde controlelampje van schakelaar
N verschijnt wit en N wordt weergegeven op het instrumentenpaneel).
De stand (N) kan worden ingeschakeld voordat het bestuurdersportier is geopend en maximaal ongeveer
45 seconden nadat de motor is uitgezet. Daarna, of wanneer het bestuurdersportier
is geopend, moet u het contact opnieuw aanzetten om de stand (P) te kunnen inschakelen.
Opmerking: eenmaal ingeschakeld nadat de motor is uitgeschakeld, wordt de stand (N) gehandhaafd totdat het contact van de auto weer wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Speciaal kenmerk van de functie "Stop and Start": als u de autogordel van de bestuurder wilt losmaken voordat de motor in stand-by gaat door de functie
"Stop and Start", moet u de versnellingsbak in stand (P) zetten. Het indicatielampje P verschijnt op het instrumentenpaneel. Risico dat de auto wegrolt.
WAARSCHUWING
Als de informatie verdwijnt van het instrumentenpaneel, moet u stoppen en de auto
stilzetten met behulp van de automatische parkeerrem of in de parkeerstand (P) door knop N ingedrukt te houden (het ingebouwde controlelampje van schakelaar N licht rood op bij draaiende motor).
Om de achteruitversnelling in te schakelen
Trap met stilstaande auto, draaiende motor en stand (P), (N), (M) of (D) ingeschakeld het rempedaal in en druk kort op de schakelaar e R (het ingebouwde controlelampje in de schakelaar R licht wit op en R verschijnt op het instrumentenpaneel).
De achteruitrijlichten gaan branden zodra de achteruitversnelling is gekozen (contact
aan) en, afhankelijk van de auto, wordt de achteruitrijcamera ingeschakeld (zie "Achteruitrijcamera"
in hoofdstuk 2).
Als het rempedaal niet is ingedrukt, knippert het controlelampje R gedurende ongeveer vijf seconden en blijft het waarschuwingslampje 3 branden op het instrumentenpaneel.
Opmerking: als de motor draait, de auto ongeveer 0 tot 10 km/u rijdt en in stand (N) of (D) staat, hoeft het rempedaal niet te worden ingetrapt om de auto in stand (R) te zetten. Dit is nuttig bij parkeermanoeuvres waarbij meermaals moet worden geschakeld
tussen vooruit- en achteruitversnelling.
Bijzondere gevallen
Als door de helling van de weg of in bochten de automatische werking niet gehandhaafd kan worden (bijv. in de bergen) is het raadzaam
om op handmatig schakelen over te gaan.
Hiermee voorkomt u het automatisch achter elkaar schakelen door de versnellingsbak
bij stijgen en is het mogelijk op de motor te remmen bij lange afdalingen.
Onderhoudsintervallen
Raadpleeg het onderhoudsdocument voor uw auto of een geautoriseerde dealer om na te
gaan of periodiek onderhoud noodzakelijk is voor de automatische transmissie.
Als de transmissie geen onderhoud nodig heeft, hoeft geen olie te worden bijgevuld.
Storingen
- Als tijdens het rijden het bericht "Controleer auto.transmissie" verschijnt, is er een storing.
Zet de auto stil met behulp van de automatische parkeerrem.
Raadpleeg echter snel een erkende dealer;
- als tijdens het rijden het bericht "Oververhitting auto.transmissie" verschijnt op het instrumentenpaneel, stop dan zo snel mogelijk om de versnellingsbak te laten afkoelen en wacht totdat het bericht verdwenen is.
- als een auto met een automatische transmissie wordt gesleept: zie "Slepen" in hoofdstuk 5.
WAARSCHUWING
Om veiligheidsredenen mag u nooit het contact uitzetten voordat de auto compleet stilstaat.